Historiek

Click here for the English version

Van Instituut naar Faculteit

De basis wat vandaag de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen is, werd gelegd in een Koninklijk Besluit uit 1927. Dit KB voegde aan de Faculteit Wijsbegeerte en Letteren een Hoger Instituut voor Opvoedkunde toe. In dit Instituut werd een driejarige opleiding opgezet (tweejarige kandidatuur en éénjarige licentie). Toen in oktober 1928 het Instituut officieel van start ging, bleek het vooral afgestudeerden van normaalscholen (lerarenopleiding) aan te trekken. In 1937 werd het aantal studiejaren van drie op vier gebracht (tweejarige kandidatuur en tweejarige licentie).

In 1947 kwam een eerste belangrijke structuurwijziging. Onder de aangepaste benaming Hoger Instituut voor Opvoedkundige Wetenschappen mocht men voortaan, na de gemeenschappelijke kandidatuur, twee richtingen organiseren: enerzijds de licentie opvoedkundige wetenschappen en anderzijds de licentie beroepsoriëntering en selectie. Verdere uitbreiding volgde in 1964. De eerste kandidatuur bleef gemeenschappelijk; de tweede kandidatuur kreeg drie richtingen (pedagogiek, ontwikkelingspsychologie, bedrijfspsychologie). In de licenties werd een extra richting opgezet (orthopedagogiek). Het Instituut was nu bevoegd voor Psychologische en Pedagogische wetenschappen.

Een lang gekoesterd streven naar verdere autonomie werd bereikt in 1969. Het Instituut kreeg de status van volwaardige Faculteit. Meteen werd het programma van de opleiding grondig herzien. In 1973 werd de studieduur opgetrokken tot vijf jaar (tweejarige kandidatuur en driejarige licentie). De studenten konden – met de introductie van de richting sociale agogiek – kiezen uit zes afstudeerrichtingen. Maar het einddiploma bleef gemeenschappelijk voor alle richtingen: licentiaat in de Psychologie en Pedagogische wetenschappen.

Na uitvoering van het universitaire decreet van 1991 besloot men om vanaf het academiejaar 1994-1995 twee diploma's uit te reiken: licentiaat in de psychologie en licentiaat in de pedagogische wetenschappen. Dit impliceerde een grondige herziening van de programma's.

Vanaf het academiejaar 2004-2005 veranderde het universitaire landschap en startte, in uitvoering van het decreet van 2 april 2003, de BaMa-structuur. Voortaan worden studenten aan de FPPW opgeleid tot bachelor of science en master of science in respectievelijk de psychologie en de pedagogische wetenschappen. Tevens organiseert de FPPW een op associatieniveau ingerichte master Sociaal werk, waarin de bestaande afstudeerrichting sociale agogiek opgaat. Ook het behalen van een doctoraat behoort tot de mogelijkheden. Eén van de redenen van de hervorming is de grotere herkenbaarheid en afstemming van de opleidingen en de diploma's in de Europese ruimte. De studieduur verandert niet: zowel in de oude als in de nieuwe structuur duren beide opleidingen vijf jaar. Wel wordt heel wat nieuwe terminologie ingevoerd. Zo wordt er voortaan niet meer gesproken van opties maar van afstudeerrichtingen, heet een scriptie voortaan de masterproef, enz.

Lerarenopleiding

Op 1 oktober 1998 kwam de coördinatie van de academische initiële lerarenopleiding naar de FPPW. Van 1929 tot 1996 was de lerarenopleiding aan de universiteiten, de zogeheten aggregatieopleiding, geregeld door de wet van 1929 die voorzag in een minimale pedagogischdidactische vorming. Na vele decennia hard ijveren voor een nieuwe lerarenopleiding – een debat waaraan de Universiteit Gent steeds intens heeft deelgenomen – luidde het decreet op de lerarenopleiding en de nascholing van 16 april 1996 een eerste vernieuwing in. De academische initiële lerarenopleiding aan de universiteiten (AILO), zoals beschreven in dit decreet, stond open voor alle houders van een tweede cyclusdiploma behaald aan de universiteit. De opleiding leidde tot het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs groep 2, met een lesbevoegdheid in de tweede, derde en vierde graad secundair onderwijs. De opleiding kende een studieomvang van 34 studiepunten (ongeveer de helft van een voltijds studiejaar). Het decreet bepaalde dat de lerarenopleiding gelijktijdig met de tweede cyclusopleiding kon worden gevolgd; hetzij in één jaar of gespreid over meerdere jaren. Het diploma kon maar uitgereikt worden nadat het tweede cyclusdiploma was behaald. Daarnaast bepaalde het decreet ook dat de universiteiten in de tweede cyclus van de basisopleiding ruimte in het curriculum moesten voorzien voor ten minste 9 studiepunten aan keuzevakken, met als doel een betere integratie van de lerarenopleiding in de basisopleiding². Het AILO-programma aan de UGent omvatte een aantal algemene opleidingsonderdelen (voor een totaal van 21 studiepunten) en een module vakdidactiek van 13 studiepunten, waarvan 10 studiepunten voor praktische oefeningen en seminaries (6 SP stage in scholen en 4 SP oefeningen via instituutspractica). Veel studenten maakten gebruik van de mogelijkheid om in de tweede cyclusopleiding keuzevakken op te nemen uit het programma van de AILO. Het aantal AILO-studenten aan de UGent kende een gestage groei. Van 498 studenten in 1995 tot 1882 studenten in maart 2007. Dit hoge aantal in de laatste jaren van de AILO had uiteraard te maken met een “verzwaring” van de lerarenopleiding die door een nieuw decreet in het vooruitzicht gesteld werd. Velen wilden nog snel een diploma halen via de kortere opleiding.

Toen in 2003 het Vlaams Parlement de beslissing nam om het hoger onderwijs te herstructureren en de bachelor-masterstructuur in te voeren, werd besloten de lerarenopleidingen hier deels buiten te houden: de academische initiële lerarenopleiding werd losgekoppeld van dit dossier. De universiteiten zijn echter steeds blijven wijzen op de impact van de veel te beperkte studietijd voor de AILO. De te compacte opleiding bood te weinig kansen om te oefenen in een reële onderwijspraktijk. Een uitbreiding van de studieomvang kon dan ook niet uitblijven. Ook de gelijktijdigheid met de tweede cyclusopleiding, waardoor de lerarenopleiding er te vaak werd “bijgenomen” en beschouwd werd als een minder belangrijk deel van de studie, was een knelpunt.

De UGent was (en is nog steeds) permanent vertegenwoordigd in de VLIR-werkgroep Lerarenopleiding door twee leden van het ZAP. Op die manier werd door de UGent actief bijgedragen aan de discussie tot hervorming van de lerarenopleiding en de genese van het decreet van 12 december 2006 over de Specifieke Lerarenopleiding (SLO).

Gerelateerde inhoud